In 1986 was ik 14 en 21 juni ging ik voor het eerst van mijn leven naar Parijs. Het was geweldig. We zagen de Eiffeltoren en de Sacré Coeur. Het was de dag van de WK kwartfinalewedstrijd Brazilië tegen Frankrijk en Frankrijk won. Die avond was één groot feest. De volgende ochtend kwam ik vol verhalen thuis. Wat was het leven mooi! De telefoon ging. Raar tijdstip, zondagochtend om zeven uur. Ik hoorde aan mijn moeders stem dat er iets niet goed was. Oma was dood.
Mijn oma was het liefste omaatje ooit en op dat moment stortte mijn wereld in. Natuurlijk bleek die wereld vervolgens toch door te draaien. Ik kreeg mijn eerste vriendje, deed eindexamen, ging werken en huurde een flat. Ik werd volwassen en helaas was oma daar geen getuige van.
In Amsterdam waren nog een opa en oma, wist ik. In de Nederlandse taal heten de ouders van je ouders zo maar voor mij hebben die woorden een affectieve connotatie en de ouders van mijn moeder verdienden die namen niet. Ik had ze nog nooit gezien maar verhalen kende ik wel.
‘Oma’ was een ijskoude heks die haar man onder de duim hield en dat bij de hele familie wilde doen. ‘Opa’ was een lieve man die kennelijk te bang was om weg te lopen bij zo’n feeks. Wie niet voldeed aan haar eisen werd verstoten. Zo werd mijn moeder de toegang ontzegd omdat ze met de verkeerde man was getrouwd. Tante ontvluchtte het ouderlijk huis snel daarna. Als enig kind thuis was zij nu steeds het mikpunt van alle kritiek en dat trok ze niet.
Een jaar of tien na het overlijden van oma werd ik nieuwsgierig naar de andere kant van de familie. Misschien was het masochisme maar op een avond heb ik gewoon opgebeld. Ik kreeg opa aan de lijn. Hij klonk vriendelijk maar wist niet wat hij met me aan moest en wilde met zijn vrouw overleggen. Misschien kon ik een week later terugbellen?
De week erna belde ik samen met zus, die ook nieuwsgierig bleek, nog een keer. We kregen het loeder aan de lijn en haar man mochten we niet spreken. De boodschap die ze ons gaf was dat ze geen behoefte hadden aan contact omdat we te laat waren. Als we tien jaar eerder hadden gebeld had het misschien gekund, maar nu hoefde het niet meer. Ik vroeg of ze misschien het nummer van tante voor ons had maar zij had ook geen behoefte aan contact, aldus de ijsheks. Verbijsterd hingen we op.
Dankzij Schoolbank vond ik een aantal jaar later ons nichtje en zo kwamen onze moeders na meer dan dertig jaar weer met elkaar in contact. Toen bleek dat ‘oma’ niet namens tante had gesproken toen ze zus en mij zei dat niemand behoefte had aan contact. Tante was zelf ook al jaren niet meer bij haar ouders geweest.
In de jaren na het hernieuwde familiecontact hoorden we zo af en toe iets over opa en de helleveeg. Tante had nog contacten in de omgeving. ‘Mommy dearest’ was inmiddels waarschijnlijk dementerend want ze deed rare dingen. Dat opa na een kort ziekbed overleed nam zijn vrouw hem zeer kwalijk, hoorde tante van de buurvrouw. Ze ging niet naar de begrafenis: hoe haalde hij het in zijn hoofd eerder dood te gaan dan zij?
Al die jaren heb ik me afgevraagd waarom ons lieve omaatje zo vroeg dood ging terwijl zo’n akelig mens bleef leven. Antwoord heb ik natuurlijk nooit gekregen. Als er al een god is, dan praat hij (zij?) in ieder geval niet met mij.
Vorige week heeft ook de ijskoude ‘oma’ haar aardse leven achter zich gelaten. Vandaag is ze in afwezigheid van familie op een door de gemeente Amsterdam aangewezen plek begraven. Mijn nieuwsgierigheid zal nooit bevredigd worden maar ik kan er geen traan om laten.
Het is vandaag 25 jaar na mijn eerste bezoek aan Parijs en morgen drink ik een borrel op oma omdat ik haar nog steeds mis. Proost!